
Jurisprudentie
AB1906
Datum uitspraak2001-05-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers01/441
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers01/441
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank Assen
Kenmerk: 01 / 441 BELEI P01 G02
U I T S P R A A K
Beslissing van de president van de Arrondissementsrechtbank te Assen op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
de ambtenaar van de gemeente Assen belast met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2001 heeft verweerder een door verzoeker ingediende aanvraag voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek voor zijn dochter [dochter] voor de periode 7 juni tot en met 22 juni 2001 afgewezen.
Namens verzoeker is bij brief van 11 april 2001 tegen dit besluit bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij brief van 6 mei 2001 is tevens namens verzoeker aan de president van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft bij brief van 17 mei 2001 de gedingstukken alsmede een verweer-schrift ingezonden.
Partijen hebben afschriften van de gedingstukken ontvangen.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 30 mei 2001, alwaar verzoeker -daartoe ambtshalve opgeroepen- in persoon is verschenen samen met [moeder], de moeder van [dochter]. Zij hebben het verzoek nader toegelicht.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door [gemachtigde], ambtenaar in dienst van de gemeente Assen. Hij heeft het standpunt van verweerder nader uiteen gezet.
II. Motivering
Algemeen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de recht-bank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
Feiten
Verzoeker heeft bij aanvraagformulier van 23 maart 2001 vrijstelling van geregeld schoolbezoek verzocht voor [dochter] ten aanzien van de periode 7 juni tot en met 22 juni 2001. Verzoeker is voornemens om in deze periode een bezoek te brengen aan familie op Aruba.
Als reden voor het verzoek heeft verzoeker genoemd de achteruitgaande gezondheid van de oma van [dochter] en het feit dat dit de eerste keer zou zijn dat [dochter] haar oma en de overige familieleden zou ontmoeten.
Bij het thans bestreden besluit van 6 april 2001 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Daartoe heeft verweerder onder meer overwogen dat verzoeker geen acute noodsituatie heeft aangegeven en dat verzoeker derhalve ook gedurende de zomervakantie zou kunnen vertrekken.
Voorts heeft verweerder overwogen dat de schoolvakanties de aangewezen periode zijn om familiebezoeken af te leggen.
Standpunten van partijen.
Verzoeker voert aan dat de gezondheid van zijn moeder snel achteruit gaat en dat hij [dochter] graag de kans willen geven om haar oma eenmalig te ontmoeten.
Ten aanzien van het moment van vertrek voert verzoeker aan dat eerdere vluchten rond de meivakantie en rond Pinksteren al volgeboekt waren, dat de bijna verdubbelde prijzen in het hoogseizoen voor hem financieel niet zijn op te brengen en dat hij in het hoogseizoen geen gebruik kan maken van gratis onderdak op Aruba.
Tenslotte wijs verzoeker erop dat hij toestemming van zijn werkgever heeft om te gaan.
Ter zitting heeft verzoeker nog aangegeven dat hij, na bericht omtrent de gezondheidstoestand van zijn moeder te hebben ontvangen, onmiddellijk min of meer impulsief de reis heeft geboekt. Voorts heeft hij ter zitting gewezen op het feit dat een vakantie gedurende de zomervakantie voor hem niet mogelijk is, gelet op zijn werk als brugwachter.
[moeder] heeft tenslotte nog aangegeven dat het gaat om een eenmalig vrijstellingsverzoek.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet van een acute noodzaak is gebleken die verlof onder schooltijd zou kunnen rechtvaardigen.
Aangezien de aanvraag voor verlof onder schooltijd door financiële motieven is ingegeven, is verweerder van oordeel dat het gevraagde verlof terecht is geweigerd.
Tenslotte wijst verweerder op het feit dat verzoeker de reis alvast heeft geboekt, alvorens verlof te vragen.
Ter zitting heeft verweerders vertegenwoordiger erop gewezen dat het niet gaat om een levensbedreigende situatie en dat de min of meer impulsieve boeking door verzoeker voor verweerder geen aanleiding vormt om een andersluidend besluit te nemen.
Beoordeling
Gesteld voor de beantwoording van de vraag of het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen overweegt de president het volgende.
Allereerst stelt de president vast dat het in dit geval gaat om een verlofaanvraag voor in totaal meer dan 10 dagen, zodat verweerder op voet van het bepaalde in artikel 14 van de Leerplichtwet in deze het beslissingsbevoegde orgaan is.
Hierbij merkt de president op dat van de zijde van de rechtbank aanvankelijk ten onrechte het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Assen als verwerend (bestuurs)orgaan is aangemerkt. Gelet op het bepaalde in het derde lid van artikel 14 van de Leerplichtwet moet dit de leerplichtambtenaar van de gemeente Assen zijn.
De door de burgemeester van de gemeente Assen verstrekte machtiging is in zoverre dan ook niet correct. De president zal aan dit gebrek in het kader van dit geding geen gevolg verbinden.
Meer inhoudelijk overweegt de president het volgende.
Gelet op het verhandelde ter zitting neemt de president als vaststaand aan dat voorafgaande aan het nemen van het bestreden besluit, in strijd met de wettelijke bepalingen die dat voorschrijven (het derde lid van artikel 14 van de Leerplichtwet), verzoeker noch het hoofd c.q. de directeur van de school door verweerder is gehoord.
Verweerder beschikte aldus niet over het oordeel van de school over -bijvoorbeeld- de onderwijsrisico’s verbonden aan de afwezigheid van [dochter]. Verweerder beschikte evenmin over alle factoren die een rol hebben gespeeld bij het verzoek van verzoeker en heeft aldus niet alle relevante omstandigheden bij zijn beslissing kunnen betrekken.
Naar het oordeel van de president is het besluit dus genomen in strijd met de wet en is het niet zorgvuldig voorbereid.
Vast staat dat verzoeker de vakantie naar Aruba reeds heeft geboekt voordat hij aan verweerder vrijstelling heeft gevraagd van geregeld schoolbezoek voor [dochter]. Verder is duidelijk geworden, dat verzoeker een andere periode -buiten de zomervakantie- zou hebben kunnen kiezen voor zijn reis naar Aruba, indien hij had geweten dat hij geen toestemming zou krijgen. Noch de gezondheidstoestand van zijn moeder, noch zijn financiële omstandigheden, noch zijn baan als brugwachter in de zomervakantie zouden dan zodanig dwingend zijn geweest, dat hij alleen in dit voorjaar buiten de vakanties naar zijn moeder zou moeten vliegen.
Bepalend voor zijn verzoek nu is dat hij in een impuls heeft geboekt, als een onmiddellijke reactie op de berichten over de slechte gezondheidstoestand van zijn moeder, terwijl hij de reis nu niet meer kan annuleren en dus financiële schade zou lijden als hij niet naar Aruba kan.
Van belang hierbij is voorts dat verzoeker ter zitting heeft gesteld dat het om een eenmalig verzoek gaat, en dat hij een dergelijk verzoek om vrijstelling van schoolbezoek voor [dochter] buiten de vakanties, niet opnieuw zal doen.
De president is van oordeel dat verweerder deze omstandigheden alsnog dient te wegen, nadat het hoofd c.q. de directeur van de school omtrent het verzoek is gehoord en dat het aan verweerder is om nog voor de geplande vakantie van verzoeker en zijn dochter vanaf 7 juni a.s. daaromtrent een nader besluit te nemen.
Verweerder dient derhalve uiterlijk op dinsdag 5 juni, 12.00 uur, zijn gemotiveerde besluit aan verzoeker mede te delen. Indien verweerder daar niet in slaagt, of voor verzoeker negatief beslist, kan verzoeker overwegen om uiterlijk op dinsdag 5 juni (telefonisch of per fax) de president te verzoeken op woensdag 6 juni te beoordelen of het treffen van een voorlopige voorziening aangewezen is.
Afhankelijk van de aard van het besluit zal de president alsdan met of zonder zitting uitspraak doen.
De president ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Wel dient de gemeente Assen het door verzoeker betaalde griffierecht ad ƒ 225,- te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
III. Beslissing
De president:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van 6 april jl.;
draagt verweerder op om uiterlijk op dinsdag 5 juni 2001, om 12.00 uur, zijn nadere besluit aan verzoeker kenbaar te maken, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat de gemeente Assen het griffierecht ad ƒ 225,- aan verzoeker dient te betalen.
Aldus gegeven door mr. A.T. de Kwaasteniet, fungerend president en uitgesproken in het
openbaar op 30 mei 2001
door mr. A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van mr. W.P. Claus, griffier.
mr. W.P. Claus mr. A.T. de Kwaasteniet
Afschrift verzonden op:
typ: jw